‘Ic poghe om thoge’ , ‘ik probeer het hoogste te bereiken’, prijkt in het Oud-Gents in onze refter. Waar wij en onze leerlingen voor gaan staat niet enkel op onze muren, maar ook in De Standaard (21/01/2017). Na de bekendmaking van de hervorming van het onderwijs passeerden de journalisten langs vier Vlaamse colleges. Het Sint-Lievenscollege kon niet in dat rijtje ontbreken!
SINT-LIEVENS, GENT
Nog zo’n instituut van 150 jaar oud met een naam als een klok – naast Sint-Barbara en Sint-Bavo een van de drie ‘traditiecolleges’ van de universiteitsstad. In deze echte stadsschool hebben we een afspraak met de directeur eerste graad, Steven Ronsijn, met zijn 39 jaar nog vrij jong voor zijn functie. Maar zelfverzekerd. Hij vindt het niet erg dat Sint-Lievens een eliteschool genoemd wordt. ‘Wij rekruteren uit 65 lagere scholen. Al die gegadigden zoeken hier iets, een concept van opvoeding en discipline, een levenshouding die we meegeven. Wie dat elitair wil noemen, die mag dat van mij.’
Terwijl we door de refter lopen, wijst hij op een wapenschrift in Oud-Gents: ‘Ic poghe om thoge’, ik probeer het hoogste te bereiken. ‘Wat is daar zo verkeerd aan?’ Ronsijn vult wel meteen aan dat iedereen hier welkom is, al dient er een realistische slaagkans voor aso te zijn. ‘Wat de leerling kan en wil bereiken, is wat telt. De instroom in het eerste jaar monitoren is een van de mogelijke antwoorden om het watervalsysteem te voorkomen en tegelijk een garantie van het succes van een school.’ Het gerucht wil dat ouders het eindrapport basisonderwijs moeten meebrengen en dat 80 procent in principe de drempel is. Ronsijn ontkent het niet. ‘80 procent voor de Latijnse en voor STEaM, dat is STEM met Arts (kunst) eraan toegevoegd, een nieuwe studierichting waar we fier op zijn. 70 procent voor de gewone moderne. Maar je moet mensen een kans geven. In het eerste jaar hebben we 180 plaatsen. Met iedere kandidaat voeren we een gesprek van één tot anderhalf uur. Een enorme inspanning, maar ze is het waard. We vinden het belangrijk hen te kennen, te weten wat hun talenten en interesses zijn, of ze de discipline zullen kunnen opbrengen. En we leggen hen uit wat hun perspectieven zijn.’ ‘Dat werpt vruchten af. We hebben nauwelijks leerlingen die van Latijnse naar moderne of van moderne naar tso glijden. Als je de leerling centraal stelt, maakt dat hij in de school en de richting zit die hij aankan, dan creëer je rust.
‘Al die gegadigden zoeken hier iets, een concept van opvoeding en discipline, een levenshouding die we meegeven. Wie dat elitair wil noemen, die mag dat van mij’.’
We kijken ook naar de omstandigheden. Vorig jaar nog hebben we een leerling toegelaten met zeer grote problemen met Nederlands vanwege een migratieachtergrond. Omdat we zijn potentieel zagen. Die leerling loopt constant met een woordenboek rond, zo gretig om meteen op te zoeken wat hij niet begrijpt.’ Maar het blijven uitzonderingen, geeft Ronsijn toe. ‘Wie de taal onvoldoende machtig is, begint beter niet aan aso. Als je het respect opbrengt van een grondige bevraging, nemen ouders dat ook aan. We hebben nog nooit iemand officieel geweigerd, maar wel zo’n zeven à acht leerlingen zelf juist georiënteerd naar het technisch onderwijs. Leerlingen die zo slecht scoorden in de basisschool dat je wéét dat die het hier geen twee maanden volhouden. Je kunt remediëren met extra begeleiding, maar je kunt ook geen wonderen verrichten.’ Behalve een eigen zorgteam heeft Sint-Lievens ook een eigen samenwerking met een groepspraktijk die therapeutische hulpverlening biedt aan kinderen, adolescenten, ouders en gezinnen. En de beweging naar 21ste-eeuws lesgeven is ook hier ingezet. ‘Wij werken bijvoorbeeld samen met Microsoft, we zijn een van hun enige showcase schools in België. We hebben STEaM ingevoerd, STEM plus Arts, als een verrijking van onze moderne richting.
Het debat over de onderwijshervorming heeft zeker zin gehad, omdat het veel directies en leerkrachten heeft doen anticiperen. Dat de regering nu een eerder terughoudend compromis aangenomen heeft, doet die trein niet stoppen. Oké, de autonomie zal betekenen dat iedere school zo’n beetje haar eigen versie neerzet, maar is dat erg?’ De hervormingsvoorstellen zaten vol goede bedoelingen, vindt Ronsijn, maar het was een monster geworden met te veel tentakels. ‘Als je optelt welke taken er de jongste jaren zijn bijgekomen voor het lerarenkorps, valt dat niet te onderschatten.’ Hij verzet zich met klem tegen het idee dat colleges zoals het zijne behoudend en defensief zouden zijn. Ronsijn klinkt bevlogen als hij zegt dat er zaadjes gestrooid zijn, waarvan sommige al gekiemd zijn, en dat geen enkele politieke beslissing de vooruitgang zal tegenhouden. Hij denkt aan volgende stappen, zoals co-teaching waarbij meerdere leerkrachten voor één groep staan, met een nieuwe didactiek. ‘De tijd is lang voorbij dat een leraar dertig jaar lang van achter zijn lessenaar zijn eigen ding kon doen. Het verhaal gaat verder, we zijn blij dat we de autonomie krijgen om eigen ideeën uit te proberen. The next big thing will be a lot of small things, het was een prachtige slogan die hier vorig jaar op een van de universiteitsgebouwen hing.’ ‘Je moet de innovatie spontaan laten groeien. Als het via koepels, studiediensten en decreten wordt opgelegd, ieder jaar iets nieuws, dan sla je leerkrachten murw. En dan wordt het makkelijk voor een politicus om met een oneliner over Latijn-Haartooi te scoren. De N-VA weet een bepaalde onderstroom in de leraarskamer te raken. Maar de politici kunnen beter een beetje bescheiden blijven. Als ze niet in staat zijn tot een beslissing te komen over Oosterweel, hoe denken ze dan een zo mogelijk nog complexer terrein als het onderwijs van boven af te reguleren?
Bovenstaand stuk verscheen op 21/01/2017 in De Standaard, pagina 18-19. Artikel werd geschreven door Steven De Foer. Foto’s door Fred Debrock. Het volledige artikel kan u hier lezen.